A

1. Achillespeesblessure
2. Ademhaling

B

1. Bekken
2. Bloedneus en neusbreuk
3. Borst
4. Buik

C

1. Compartimentsyndroom 

D

1. Dansershiel

E

1. Elleboogblessure

• Enkelverzwikking of verstuiking

F

1. Fietsershand

G

1. Gezichtsletsel

H

1. Hals
2. Hamstringblessure
3. Handblessure
4. Hart
5. Hersenschudding
6. Heupblessure
7. Hielspoor (pijnlijke hak)

K

1. Knieblessures
2. Voorste kruisbandscheur
3. Koude en witte vingers
4. Kramp
   

L

1. Lage rugpijn
2. Liesblessure

M

1. Malletvinger
2. Meniscusletsel

N

1. Nekklachten
2. Neusbreuk en bloedneus

O

1. Onderarm
2. Onderbeen
3. Oogletsel
4. Oorletsel
5. Osgood Schlatter
   
6. Overtraining

P

1. Patellaluxatie
2. Patellofemoraal pijnsyndroom
3. Pols
4. Pronatie en overpronatie

S

1. Schaafwonden
2. Schouder
3. Schouder uit de kom
4. Springschenen
   
5. Sleutelbeenbreuk
6. Slijmbeursontsteking
7. Snapping hip (knakkende heup)
8. Spierscheur
9. Springersknie (Jumpers knee)
10. Steken in de zij
11. Stressfractuur scheen of voet

T

1. Tand
   
2. Tennisarm

Z

1. Zweepslag, acute scheur in een spier
2. Zwemmersjeuk